Depressie: vijf vragen die u zeker niet mag vergeten om aan uw dokter te stellen

Wie pijn voelt, moet alleszins vragen naar de band tussen deze pijn en de depressieverschijnselen

Wie
zich depressief voelt, moet zich grondig door een dokter laten
onderzoeken. Het is uiteindelijk de vertegenwoordiger van de medische
wetenschap die zal moeten uitmaken of het wel degelijk om een depressie
gaat, dan wel of er sprake is van een tijdelijk dipje. In dat laatste
geval hoeft u zich niet te veel zorgen te maken: dat dipje is meestal
van voorbijgaande aard.

Wanneer het echter om een echte
depressie gaat, moet u alle voorzorgheidsmaatregelen in acht nemen. Een
medische behandeling, eventueel de combinatie van geneesmiddelen met
cognitieve therapie, wordt dan ten zeerste aanbevolen. Een depressie is
namelijk geen pretje, naargelang van de ernst van de aandoening kan ze
weken tot zelfs maanden aanslepen. Het is daarom zaak om er tijdig bij
te zijn. Het goede nieuws is dat de medische wetenschap uw problemen in
verband met de depressie alleszins kan helpen verlichten.

Beverly
E. Thorn, professor psychologie aan de University of Alabama, is auteur
van het boek Cognitive Therapy for Chronic Pain. Zij stelde een lijstje
op met vijf vragen die u alleszins aan de behandelende dokter moet
stellen. Een ervaren dokter zal voldoende kennis van depressies hebben
om op die vragen een duidelijk antwoord te kunnen formuleren. Op basis
van de antwoorden kan een behandeling van de depressie uitgewerkt
worden. Dit zijn de vijf vragen:

1. Mag ik pijnsymptomen verwachten of zal de aandoening uitsluitend beperkt blijven tot mentale verschijnselen?
2. Moet ik antidepressiva nemen en, zo ja, welke?
3. Raad u cognitieve therapie aan en, zo ja, bij wie kan ik daar voor terecht?
4. Wanneer mag ik me beter beginnen te voelen, moet ik me ongerust voelen?
5.
Hoe weet ik dat de behandeling, medicatie of cognitieve therapie of de
combinatie van medicatie en cognitieve therapie succesvol zal zijn?

Wanneer
deze vragen beantwoord zijn, weet de patiënt al meer. Hierbij dient wel
opgemerkt dat mevrouw Thorn een sterk voorstander is van cognitieve
therapie, een gegeven waar niet iedereen in de medische sector het mee
eens. In haar boek probeert zij echter aan te tonen dat met deze
therapie toch wel goede resultaten te realiseren zijn, op voorwaarde
dat de therapeut voldoende inzicht heeft in de manier waarop cognitieve
therapie werkt.

De vraag blijft uiteraard waar u cognitieve
therapie kunt volgen. Daarvoor zullen afspraken met de behandelende
dokter gemaakt worden, hij of zij kunnen u ongetwijfeld adressen geven
van mensen die ervaring hebben met de principes van cognitieve therapie.

Syndicatie